Hypofysaire dwerggroei is een erfelijke hormonale aandoening bij honden. Het is de hypofyse, een hormoonregelende klier die de mens ook heeft, die verantwoordelijk is voor de aandoening. Door bepaalde erfelijke genen werkt de hypofyse niet goed bij honden met dwerggroei. Die honden maken onvoldoende groeihormonen aan, die zorgen voor de ontwikkeling van het skelet. Het skelet van een pup met dwerggroei zal anders groeien dan die van zijn leeftijdsgenoten. In Europa komt dwerggroei hoofdzakelijk voor bij herdershonden en wolfhonden, maar er zijn ook gevallen van de aandoening bekend bij Weimarse staande honden, spitsen en enkele andere rassen.
Het belangrijkste symptoom is een ernstige groeivertraging. Die is snel zichtbaar: ze wordt meestal opgemerkt rond de leeftijd van 2 maanden en wordt duidelijk rond de leeftijd van 3 maanden. Deze dwerggroei verloopt harmonieus, want ondanks de groeivertraging blijven de verhoudingen normaal en heeft de hond dus een normaal, maar kleiner lichaam.
Sommige symptomen houden verband met het voortplantingssysteem: reuen kunnen bijvoorbeeld lijden aan testikelatrofie en teefjes kunnen last hebben van ovulatieproblemen.
De vacht van een hond met dwerggroei is anders: ze blijft wollig en ziet er niet harder uit dan bij volwassen honden. In de meeste gevallen krijgen de honden ook last van symmetrische alopecia (haaruitval).
Ook bot- en gebitsveranderingen en gedragsveranderingen treden op. Puppy's met dwerggroei zijn vaak minder levendig dan de rest van het nest.
Omdat hypofyse ook een rol speelt in de werking van de schildklier, heeft de hond meestal ook hypothyreoïdieproblemen.
Daarnaast blijft de nierfunctie minder goed behouden, waardoor een groot deel van de honden met dwerggroei last heeft van nierfalen.
Deze honden hebben jammer genoeg een lagere gemiddelde levensverwachting van 5 jaar.
Aangezien dwerggroei een erfelijke aandoening is, zijn het de genen die bepalen of een hond gezond is, drager is of aan de aandoening lijdt. Het hangt dus af van de ouders en de gekozen kruising. Zowel reuen als teven kunnen dwerggroei krijgen. Het gen verantwoordelijk voor dwerggroei is recessief, wat betekent dat de 2 ouders de aandoening moeten dragen (of eraan lijden) voordat dwerggroei tot uiting kan komen in het nest. Een hond met dwerggroei zal nooit gebruikt worden om te fokken (zelfs niet met een gezonde hond), aangezien de aandoening zichtbaar is en deze honden beduidend minder vruchtbaar zijn dan hun soortgenoten, waardoor ze zich vaak niet kunnen voortplanten. Je moet dus eerder opletten met gezonde honden die drager zijn van de aandoening. Daarom kunnen genetische tests bij risicorassen handig zijn. Die zijn pijnloos en zorgen ervoor dat juiste honden gekoppeld kunnen worden om te zorgen voor een gezond nest.
Behandeling van dwerggroei bestaat uit het toedienen van de hormonen die de hond zelf niet aanmaakt. Dat zorgt ervoor dat bepaalde klachten, zoals het falen van organen en het uitvallen van de vacht, tot op bepaalde hoogte verminderd kunnen worden. Die behandeling is niet eenmalig, maar moet gedurende de rest van het leven van de hond regelmatig worden herhaald. De behandeling kan belangrijke neveneffecten hebben. Ze kan bijvoorbeeld de ontwikkeling van diabetes mellitus bevorderen. Het gebruik ervan is dan ook omstreden. Daarnaast is deze behandeling heel duur en is het effect ervan beperkt in de tijd, aangezien de hond er vaak resistent tegen wordt. En hoewel ze de symptomen kan verbeteren, verhelpt deze behandeling de fatale afloop niet en zorgt ze niet voor een beduidend langere levensverwachting.
Hoewel een jonge hond met dwerggroei er misschien zijn leven lang uitziet als een schattige pup, is de levenskwaliteit van de desbetreffende honden erg laag. Het is dus van groot belang dat fokkers hun honden testen op het gen om zulk leed te voorkomen.