De Cesky Terriër behoort tot de derde groep van dit klassement: de Terriërs en meer bepaald de subcategorie: “Kleine Terriërs” De derde groep bevat enkel jachthonden die gebruikt werden om te jagen op wild. De rassen zijn onderverdeeld in 4 secties op basis van morfologische en gebruikscriteria. De honden uit deze groep zijn voorzien van krachtige kaken, wat hen in combinatie met hun stevige fysiek en hun vastberadenheid, in staat stelt om te doden. Wat het ras ook is, het zijn honden die dus ook beschikken over een redelijk (strijdlustig) karakter.

Deze hond is het resultaat van een kruising tussen een mannelijke Sealyham Terriër en een vrouwelijke Schotse Terriër, ontwikkeld door de Tsjechische fokker, František Horák. Het was zijn bedoeling om een lichte Terriër te creëren voor de jacht, makkelijk in opvoeding en onderhoud. In 1949 begon hij met het kweken en stelde hij het ras voor op een expositie. Het ras werd officieel erkend door het FCI in 1963.

De Cesky Terriër is een kleine hond met lange haren en korte poten. Zijn oren hangen af tegen de wangen en zijn middelgroot. Zijn lichaam heeft een rechthoekige bouw. Zijn schofthoogte is tussen 25 en 32cm. De ideale hoogte voor reutjes is 29 cm en voor teefjes 27 cm. Zijn gewicht varieert van 6 tot 10 kg. Zijn hoofd is lang met een goed ontwikkelde, donkerkleurige neus. Zijn ogen zijn middelgroot en zijn bedekt met weelderige wenkbrauwen. De honden met een grijsblauwe kleur hebben kastanjebruine tot donkerkastanjebruine ogen en degenen met een lichtkastanjebruine vacht hebben lichtkastanjebruine ogen. De oren zijn middelgroot en ze bedekken de ingang van het hoorkanaal volledig. Ze hebben een driehoekige vorm. De staart is laag aangezet en 18 tot 20 cm lang. Aan het uiteinde vormt deze een lichte krul naar boven. De Cesky Terriër heeft lange, fijne, stevige haren die lichtjes golvend zijn. Op zijn voorhoofd vormen de haren wenkbrauwen en een baard. Deze worden niet ingekort. Hetzelfde geldt voor de haren op de poten, de borstkast en de buik. Er zijn twee kleurenvariëteiten: grijsblauw en lichtkastanjebruin. Hij kan gele, grijze of witte aftekeningen hebben op de baard, de wangen, de hals, de borstkast, de buik, de ledematen en op zijn achterwerk.

De levensverwachting van de Cesky Terriër is ongeveer 12 à 13 jaar. Hij heeft geen last van bepaalde aandoeningen. Omdat zijn oren tegen zijn hoofd naar beneden vallen, is het aangeraden om de oren regelmatig te controleren zodat hij geen infecties krijgt. De Cesky Terriër moet volgens precieze regels getrimd worden: de haren moeten ingekort worden, behalve de wenkbrauwen, de baard, de onderkant van de poten, op de borstkast en buik. Hij heeft dagelijks een kambeurt nodig. Afhankelijk van hoeveel hij gaat wandelen, is het aangeraden om hem vaker te kammen, vooral de zones waar zijn haren langer zijn.

Zijn karakter is wat zachter dan dat van andere Terriërs. Hij werd gekweekt met als doel een gemakkelijke hond te creëren om op te voeden dus hij zal de huisregels makkelijker aanleren. Met zijn opvoeding moet zo vroeg mogelijk begonnen worden, op een rustige, strikte en consistente manier. Het is heel belangrijk om consistent te blijven qua regels: men mag niet toestaan wat hem de vorige dag verboden werd. Vooral in een stadsomgeving is het belangrijk om hem te laten socialiseren, zodat hij geleidelijk aan kan wennen aan situaties die hij zal tegenkomen.